Het vakplatform over installatietechniek, HVAC, sanitair en elektro
Rondetafel smart buildings: hoever staan we vandaag al?
V.l.n.r.: Alexander Hermans (Beckhoff Automation Belgium), Kristof Van Gorp (Rexel Belgium), Paul van Hinsberg (B.E.G. Belgium), Johan Vercammen (Wygwam, a division of Niko NV), Philippe Kygnée (WAGO BeLux) en moderator Tim Janssens.

Rondetafel smart buildings: hoever staan we vandaag al?

Smart buildings, iedereen in de bouw- en installatiesector heeft er deze dagen de mond van vol. Toch is het niet altijd eenvoudig om het bos door de bomen te zien. Want waar stopt connected en start smart? Zijn de meeste nieuwe gebouwen met recht en reden smart te noemen of is er sprake van onbenut potentieel? En wat is de impact van de nieuwe Europese wetgeving en de opmars van AI op de ‘slimme transitie’ die zich volop aan het voltrekken is? Installatie & Bouw bracht vijf ervaringsdeskundigen samen om deze en andere prangende vragen van een slim en sterk onderbouwd antwoord te voorzien. 

Dag heren, bedankt voor jullie komst. Kunnen jullie allereerst even aangeven hoe jullie bedrijven precies bijdragen aan de realisatie van smart buildings?

Paul van Hinsberg: “B.E.G. Luxomat staat bekend als een ontwikkelaar van bewegings- en aanwezigheidssensoren. Van daaruit zetten we de stap naar het automatiseren van hoofdzakelijk tertiaire gebouwen, waarbij we diverse technieken (verlichting, HVAC, zonwering …) kunnen aansturen.”

Johan Vercammen: “Bij Niko zijn we ongeveer dertig jaar geleden gestart met een eerste versie van een smart home-oplossing. Waar de focus aanvankelijk op individuele producten en functies lag, zijn we stap voor stap geëvolueerd naar een volledig slim en open platform, rekening houdend met de nieuwste technieken en trends, waarvoor met Wygwam een aparte divisie in het leven is geroepen.”

Kristof Van Gorp: “Als groothandel tracht Rexel installateurs te informeren over de verschillende mogelijkheden die we op het vlak van smart home & building-systemen ter beschikking hebben. Daarbij spitsen we ons niet louter toe op sturingen, maar ook op de gebouwinfrastructuur (HVAC, verdeelborden, IT-rooms …).”

Alexander Hermans: “Beckhoff Automation verdeelt hardware- en software­oplossingen voor diverse types gebouwen. Dit met de bedoeling om ze slimmer te maken en alle gekoppelde systemen naadloos te laten samenwerken.”

Philippe Kygnée: “WAGO is een fabrikant van zowel interconnectie- als automatisatieoplossingen. Met onze building automation-oplossing zijn we voornamelijk actief in de tertiaire en industriële markt. Wij zorgen ervoor dat alle gebouwtechnieken (HVAC, elektriciteit, verlichting, zonwering, laadpalen, energievoorziening …) met elkaar kunnen communiceren, inclusief bovenliggend besturingssysteem en eventuele connectie met de cloud.”

Paul van Hinsberg.

Aan welke voorwaarden moet een gebouw in jullie ogen voldoen om aanspraak te maken op het etiket ‘smart building’? 

Kristof Van Gorp: “Een essentiële voorwaarde om het predicaat ‘slim’ te kunnen claimen, is dat verschillende technieken en hun werking op elkaar afgestemd worden. Belangrijk daarbij is dat er gemeenschappelijke componenten zijn die bepaalde sturingen kunnen combineren.”

Johan Vercammen: “Naast de koppeling van technieken moet er ook sprake zijn van interactie met de gebruiker, op wiens gedrag en wensen optimaal moet worden ingespeeld. En dat op een consistente manier, via een perfecte inregeling.”

Paul van Hinsberg: “Zoiets is in een residentiële context voorlopig makkelijker te realiseren dan in tertiaire gebouwen. Daar is het momenteel nog eerder connected in plaats van smart, vermits er toch nog meer op verschillende eilandjes gewerkt wordt. Dat maakt een naadloze integratie van diverse technieken uiteraard een stuk minder evident. Gelukkig zien we wel een toename van slimme toepassingen, zoals automatische sturingen op basis van bewegings- en aanwezigheidsdetectie. De transitie naar smart is dus begonnen, maar we zijn er nog niet.” 

Alexander Hermans: “Het komt erop aan om synergie te creëren tussen verschillende technieken en op die manier zowel de energie-efficiëntie als het comfort van de eindgebruiker te maximaliseren, met name via de implementatie van gebruiks- en onderhoudsvriendelijke platformen die open standaarden hanteren. De bovenliggende sturing fungeert op haar beurt als tolk die alle verschillende open standaarden vertaalt naar een reeks data. Op basis daarvan kan een programmeur de technieken efficiënt aan elkaar koppelen, zodat ze meer zijn dan de som der delen.”

Philippe Kygnée: “Klopt, boven op het connectie- en communicatiegegeven moet de automatisatieschil ervoor zorgen dat zowel de energie- als de comfortdoelstellingen bereikt worden. En dat liefst zonder dat de gebruiker er al te veel van merkt, zeker in tertiaire gebouwen. De nieuwe Europese wetgeving verplicht ons overigens om daar een stap verder in te gaan.” 

Philippe Kygnée.

Je hebt het dan over de EPBD IV-regelgeving, waar vanaf 2026 steeds meer bedrijven aan zullen moeten voldoen. Wat zal de impact hiervan zijn?

Paul van Hinsberg: “Dat alle nieuwe tertiaire gebouwen zonder uitzondering smart zullen moeten zijn. En dat fabrikanten willens nillens met open, gestandaardiseerde protocollen zullen moeten gaan werken. Je zal altijd bedrijven hebben die eigen sofware blijven schrijven, maar gesloten protocollen zullen geen optie meer zijn. Een zeer goede zaak, want daar zit voor een deel het verschil tussen connected en smart.”

Alexander Hermans: “Dankzij die open standaarden kan er bij eventuele pro­blemen snel geschakeld worden, zonder dat je afhankelijk bent van de partij die alles oorspronkelijk geïnstalleerd heeft. De nieuwe Europese wetgeving zorgt er wellicht ook voor dat investeerders die voorheen de neiging hadden om alle tech­nieken zo goedkoop mogelijk te houden meer zullen moeten inspelen op de noden en wensen van eindgebruikers om hun projecten aantrekkelijk te houden.” 

Philippe Kygnée: “Inderdaad, louter energetische ingrepen zoals betere isolatie zullen voor bouwpromotors niet langer volstaan om een gebouw conform te maken. Integratie van technieken – met alle functionele eisen van dien – zal een absolute must worden. Daar kunnen ze niet meer onderuit.” 

Kristof Van Gorp: “Voor installateurs wordt het wel een hele zoektocht om nieuwe technologieën te integreren in bestaande installaties. Los daarvan komen er ook andere actoren in beeld die niet noodzakelijk de technieken kennen, maar wel de standaarden. Zij kunnen de geleverde data gebruiken in het building operating system om de gebruikerservaring op te krikken, zonder dat ze hoeven te weten hoe alles technisch in elkaar zit.”   

Alexander Hermans.

De Europese richtlijnen zijn niet van toepassing op de kleinere residentiële markt. Zal smart building ook daar op termijn de norm worden? 

Johan Vercammen: “Zeker weten. We zien reeds enkele bewegingen in die richting, al is er op dit moment nog niet zo veel standaardisatie. De vraag is dus hoe je al die verschillende ‘connected’ systemen op een eenvoudige, gebruiksvriendelijke manier kan laten samenwerken. Het is een kwestie waar menig integrator zich vandaag over buigt. Ook lokale samenwerkingen tussen elektriciens en verwarmingsspecialisten behoren tot de mogelijkheden. En zelf doen we eveneens onze duit in het zakje door installateurs en eindgebruikers te helpen bij het integreren van verschillende technieken. Hoe dan ook zijn smart home-oplossingen vandaag sterk in opmars, deels onder invloed van innovatieve technieken (PV-installaties, warmtepompsystemen, laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen …) en de bijbehorende wettelijke verplichtingen. Denk bijvoorbeeld aan een slimme laadpaal en aircosysteem die gekoppeld worden aan een PV-installatie met batterij, zodat ze maximaal gevoed worden met groene stroom.”

Kristof Van Gorp: “Ik krijg zeer veel vragen van installateurs over dergelijke slimme toepassingen. Door die hardnekkige eilandvorming in het residentiële segment is het voor hen telkens zoeken naar geschikte integratieconcepten, maar beetje bij beetje komt er toch wat meer structuur in. Verder denken in functie van de algemene interconnectiviteit wordt ook in het residentiële segment hoe dan ook de nieuwe standaard, al blijft de slimme aansturing van al die technieken helaas nog vaak achterwege. Dat gebruikers bepaalde technische gegevens kunnen monitoren via een app betekent uiteraard nog niet dat alles optimaal functioneert. De mogelijkheden zijn er, maar het zal nog wat tijd vergen om ze ook te benutten in de praktijk. Vaak is het gewoon een kwestie van een gebrek aan budget en/of kennis.”

Philippe Kygnée: “Vergis je niet: ook in het tertiaire segment zijn er nog domeinen waarin amper standaardisatie is. Laadpalen zijn daar een goed voorbeeld van. Er zijn erg veel verschillende oplossingen voorhanden en iedereen doet zo’n beetje zijn eigen zin. Het is dringend tijd om dat beter te stroomlijnen. Hetzelfde geldt voor nieuwe draadloze technologieën die in het kader van revampings erg nuttig zijn, maar die veel fabrikanten op een gesloten manier gebruiken. Zolang er geen organisme is dat inzet op testprocedures en regularisatie (zoals bij DALI, BACnet, KNX enzovoort) kan dat tot problemen op het vlak van communicatie en integratie leiden. En dus is het in dat opzicht telkens weer maatwerk, wat uiteraard meer tijd en geld kost.”

Alexander Hermans: “Wat je ook weleens ziet, is dat fabrikanten een bepaalde standaard gebruiken, maar tegelijk een soort eigen dialect hanteren om alles toch nog wat intern te houden. Waardoor het niet zomaar mogelijk is om bepaalde andere technologieën te laten communiceren met hun toepassing.”

Philippe Kygnée: “Terwijl ze er dan natuurlijk wel de stempel van ‘open protocol’ op kleven, hoewel ze in werkelijkheid een grijze zone creëren. Dat zie je bij veel nieuwe technologieën, met de bedoeling om een investering maximaal te laten renderen. DALI is daar ook lang onderhevig aan geweest. Pas sinds de komst van DALI-2 is er sprake van volledige standaardisatie. Resultaat: een fantastische oplossing, waarbij je makkelijk kan switchen tussen verschillende componenten.”

Johan Vercammen.

Zijn de meeste nieuwe gebouwen al met recht en reden smart te noemen? Of is er nog steeds sprake van heel wat onbenut potentieel? 

Paul van Hinsberg: “In het tertiaire segment is sprake van regionale verschillen. Brussel loopt voorop. Op alles wat daar nu gerealiseerd wordt – dikwijls oudere kantoorgebouwen die een grondige update en/of nieuwe invulling krijgen – kan je de stempel ‘smart’ kleven.”

Philippe Kygnée: “Maar hoe smart is smart natuurlijk? In de Belgische promotiemarkt blijft het moeilijk om op lange termijn te denken. Projectontwikkelaars kijken eerder naar de kost per vierkante meter en niet zozeer naar de total cost of ownership. Dat er na installatie veel te winnen is via slim technisch beheer interesseert hen veel minder. Vandaar dat we wel fan zijn van totaalprojecten waar ook een onderhoudscontract aan gekoppeld is, want dan gaat er automatisch meer aandacht naar de kwaliteit en het rendement van de technische infrastructuur. Het is de taak van de studiebureaus om dat goed te beschrijven in hun lastenboeken. Daar start het tenslotte allemaal.” 

Alexander Hermans: “Inderdaad. In dat opzicht is het een goede zaak dat de partijen die instaan voor de integratie van de technieken in een steeds vroeger stadium mee aan tafel schuiven. Lees: wanneer studiebureaus de lastenboeken opstellen. Dit om te bekijken hoe ze nieuwe gebouwen futureproof kunnen maken, zodat het onderhoud ook jaren later nog steeds makkelijk uit te voeren is en eventuele nieuwe technische innovaties in de toekomst eenvoudig te implementeren zijn.”

Kristof Van Gorp: “Het is ook aan ons om grote en kleine installateurs die nog niet zo goed thuis zijn in de materie te informeren. Vandaar dat ik in projecten die ik mee begeleid altijd vraag naar de mogelijkheden op het vlak van communicatie, connectiviteit en integratie. En dan zie je toch vaak dat bepaalde technieken vervangen worden door andere systemen die mee op eenzelfde standaard werken, waardoor er een waardevolle synergie ontstaat.”

Philippe Kygnée: “In projecten waar de bouwheer zelf eigenaar blijft, liggen smart building-toepassingen veel meer voor de hand. Industriële spelers willen er absoluut wel in investeren, vermits ze er uiteraard zelf de vruchten van plukken. Energiemonitoring, slimme sturing …: alles wat ze implementeren, verdienen ze dubbel en dik terug, in het beste geval zelfs al op erg
korte termijn.”

Alexander Hermans: “De voordelen daarvan gaan nog een stuk verder dan het automatiseren van bepaalde scenario’s en het detecteren en verhelpen van mogelijke verliezen. Denk aan predictive maintenance, waarbij het mogelijk wordt om te voorspellen wanneer bepaalde onderdelen stuk dreigen te gaan. Door daar proactief op in te spelen, kunnen bedrijven stilstand vermijden en dus hun algemene rendement opkrikken.”

Kristof Van Gorp.

Hoe kunnen we ook bouwpromotors motiveren om toch voor smart building-toepassingen te kiezen?

Paul van Hinsberg: “De nieuwe Europese wetgeving zal in dat opzicht zeker een belangrijk verschil maken. Tot nog toe lag de focus van veel bouwpromotors vooral op de BREEAM-score en leverden ze een cascogebouw af dat in theorie wel smart was, maar waarbij de slimme voorzieningen in de praktijk niet gebruikt of zelfs niet eens deftig aangesloten waren – zoals we onlangs zelf nog hebben ervaren toen we verhuisden naar ons nieuwe kantoor. Willen ze hun projecten nog verkocht en verhuurd krijgen, dan zullen ze de lat voortaan hoger moeten leggen, met name door te opteren voor performante technieken, slimme sturingen en monitoringsystemen die de tand des tijds
kunnen doorstaan.”

Philippe Kygnée: “Ik stel me de vraag hoeveel kmo-projecten er zijn waarbij veel betaald is voor een mooie installatie die niet naar behoren werkt. Als je ziet hoeveel problemen wij bij de renovatie van ons eigen kantoorgebouw gedetecteerd hebben in de bestaande installatie, dan hou ik mijn hart vast voor al die bedrijven die – in tegenstelling tot WAGO – niet de benodigde kennis in huis hebben om de juiste data te vergaren en alles van a tot z zelf aan te sturen.”

Kristof Van Gorp: “Vandaar dat het voor dergelijke bedrijven geen slecht idee is om hun installatie geregeld te onderwerpen aan een grondige audit, uitgevoerd door een gespecialiseerde firma. Deze laatste kan dan zwart-op-wit aantonen welke zaken eventueel fout lopen. Een betere aansturing van een warmtepomp kan al een groot verschil maken voor de energiefactuur. Dat is een prima manier om gebouwen – boven op het gebruikelijke gebouwbeheer – efficiënt te laten functioneren en smartbuildingtoepassingen optimaal te laten renderen.”

Alexander Hermans: “Euvels aan het licht brengen is één ding, maar ze oplossen is uiteraard nog iets anders. Ook uitvoerende techniekers moeten mee met die digitale (r)evolutie. Een van de grote aandachtspunten voor de nabije toekomst is dan ook het bijscholen van dergelijke profielen,  die nog vaak te weinig inzicht hebben in de achterliggende techniciteit en complexiteit van hedendaagse installaties. We kunnen wel massaal smart buildings beginnen ontwerpen en realiseren, maar nadien is het uiteraard ook zaak om ze adequaat te onderhouden. Dat mogen we zeker niet over het hoofd zien in het kader van die slimme transitie.”

Philippe Kygnée: “Een andere belangrijke uitdaging is de Cyber Resilience Act, waardoor er qua cyberveiligheid nu veel strengere eisen worden gesteld. Fabrikanten, integratoren en eindklanten: iedereen draagt er mee de verantwoordelijkheid voor. Dat vergt een forse inspanning en investering van alle betrokken partijen. En dat maakt het ook weer wat complexer om verschillende systemen te laten samenwerken nu alle protocollen strikt beveiligd worden (BACnet Secure Connect, KNX Secure …), om van de extra complexiteit op infrastructureel vlak nog maar te zwijgen.” 

Is de rol van installateurs aan het evolueren door de opmars van smart buildings?

Paul van Hinsberg: “Daar ben ik van overtuigd. Vroeger waren installateurs louter uitvoerend. Vandaag verbreden ze hun kennis en leggen ze mee de basis voor volwaardige smart buildings. In de tertiaire markt zijn de meeste integratoren intussen geïncorporeerd in grote installatiebedrijven, die alle knowhow om een gebouw smart te maken in eigen huis trachten te halen. Zo zijn bouwheren niet langer afhankelijk van verschillende partijen – installateur, programmeur, softwareleverancier … – en hebben ze slechts één aanspreekpunt, wat gezien de technische complexiteit van smart building-projecten een enorm voordeel is.”

Kristof Van Gorp: “Dergelijke ‘totaalinstallateurs’ kunnen van begin tot eind worden ingeschakeld en ook de nodige naservice bieden. Dat vind ik op zich wel een goede zaak. Uitvoerende partijen zal je altijd nodig hebben, maar daarnaast zien we ook nieuwe profielen opduiken. Denk bijvoorbeeld aan een energieconsulent in de woningbouw, die weet hoe je verschillende technieken op elkaar kan afstemmen.” 

Johan Vercammen: “Zeker, de verschillende technieken vereisen extra kennis om ze te laten samenwerken. In de nabije toekomst zullen de verschillende types installateurs nauw samenwerken met de technische experts die een woning ontwerpen of de programmatie en configuratie verzorgen. En zoals Paul al aangaf: vaak zullen ze zelfs deel uitmaken van hetzelfde installatiebedrijf.”

Philippe Kygnée: “Op zich is dat een serieuze uitdaging, want alles is georganiseerd vanuit een opdeling in verschillende disciplines (HVAC, elektriciteit, energievoorziening …) en studiebureaus enten hun lastenboeken daar ook op. Het vergt dus een forse inspanning om die traditionele grenzen te overschrijden. Daarnaast wordt er alsmaar meer verwacht van een gebouw, inclusief flexibiliteit met het oog op de toekomst. Firma’s die ervoor zorgen dat de technologie die ze installeren eenvoudig te herprogrammeren en herconfigureren is, waarbij de aanpassingen ook meteen worden overgezet naar het bovenliggend systeem, zullen altijd en streepje voor hebben. Hoe dan ook: hoe meer je het technisch beheer kan stroomlijnen, hoe meer gebouweigenaars, facilitymanagers en gebruikers open voor zullen staan voor smart building-toepassingen.”

Wat is het potentieel van AI in dit verband? Wordt het effectief al ingezet in het kader van smart building-oplossingen?

Philippe Kygnée: “Vast en zeker. Voor grote tertiaire gebouwen is de trend dat er een soort van digital twin meeloopt die – al dan niet via een third party-bedrijf – alle processen en setpoints optimaliseert op basis van de beschikbare data.”

Alexander Hermans: “Er zijn ook al veel onderzoeksinstellingen die er volop mee aan het experimenteren zijn. De data is er, dus als je daar de juiste tools op loslaat, kan je heel snel en accuraat anticiperen en reageren op bepaalde zaken. De mogelijkheden zijn alleszins legio.”

Johan Vercammen: “Bij AI denken velen spontaan aan complexe toepassingen en berekeningen, maar het kan ook heel eenvoudig beginnen. Denk aan het voorspellen van de ideale momenten om een elektrische wagen op te laden op basis van de energieflows en het gebruikersgedrag. Qua datarapportage en -analyse kan je met behulp van AI enorm veel slimmigheden toepassen.”

Philippe Kygnée: “AI is echter wel een buzzword dat niet alleen te pas, maar soms ook te onpas gebruikt wordt deze dagen. Een gebouw verwarmen in functie van de bezettingsgraad en de buitentemperatuur: daar is op zich geen artificiële intelligentie voor nodig, terwijl het vaak wel automatisch onder die noemer wordt geschaard. AI is iets waar zonder twijfel enorm veel toekomst in zit, maar het is nog zoeken naar manieren om het optimaal in te zetten.”

Tot slot: welk gebouw, project of oplossing weerspiegelt voor jullie perfect wat smart building is of zou moeten zijn?

Kristof Van Gorp: “Een leuke oplossing waar wij recent vanuit onze ondersteunende rol aan hebben bijgedragen, is een hoteltoepassing op een KNX-structuur, waarbij de HVAC gekoppeld is aan het guestroommanagement.”

Alexander Hermans: “Het ZIN-project in Brussel is een treffend voorbeeld. Dat circulaire gebouw is door onze installatiepartner VMA volledig smart gemaakt met behulp van onze hardware. Daar zijn we best fier op. Ook in EnergyVille in het Thor Park in Genk zijn ze bezig met allerhande onderzoeken naar smart building-toepassingen.”

Paul van Hinsberg: “In Brussel zijn de meeste nieuwe of vernieuwde kantoorgebouwen smart-ready. Enkele mooie voorbeelden hiervan zijn OXY, Brucity, Frame en M10.”

Johan Vercammen: “Het Van der Valk Hotel in Beveren heeft in het kader van zijn renovatie gekozen voor Niko Home Control. De slimme technologie werd geïntegreerd in 130 kamers en verschillende suites om de gasten meer comfort te bieden en het personeel efficiënter te laten werken.” 

Philippe Kygnée: “In ons eigen gebouw is alles van a tot z geautomatiseerd: HVAC, elektriciteit, warmtepompen, laadpalen, toegangscontrole, het boven­liggende SCADA-systeem … Dat is dus echt een showcase van wat we kunnen. In principe kunnen we qua smart building-oplossingen alles realiseren wat je maar kan bedenken, maar het moet uiteraard beheer(s)baar blijven. Dat wordt de grote uitdaging naar de toekomst toe: ondanks de toenemende eisen en de bijbehorende extra complexiteit het toch voldoende laagdrempelig houden voor installateurs en gebruikers. Het is tenslotte in de praktijk dat de vele voordelen van smart building tot uiting moeten komen …”    

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details

Kunnen we je helpen met zoeken?

Bekijk alle resultaten